Subsidiebegrippen

Aanbestedingsplicht – Verplichting om opdrachten openbaar aan te besteden, ook bij subsidiegelden boven bepaalde drempels.

Aanmeldtermijn – Deadline voor het indienen van een subsidieaanvraag of deelname aan een regeling.

Aanvraagformulier – Het officiële document waarmee een subsidie formeel wordt aangevraagd.

Aanvraagronde – Periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend voor een specifieke subsidie.

Aanvraagsysteem – Digitaal systeem waarmee subsidieaanvragen kunnen worden ingediend en beheerd (zoals het eLoket van RVO).

Aanvullende documentatie – Extra documenten die verplicht of optioneel moeten worden meegestuurd met een subsidieaanvraag.

Aanwijsbaar belang – Voorwaarde dat een project bijdraagt aan een relevant beleidsbelang of maatschappelijke opgave.

Accountantsverklaring – Onafhankelijke verklaring van een accountant die aantoont dat subsidiegelden correct zijn besteed.

AFR (Aanvullende Financiële Regeling) – Regeling die extra financiering mogelijk maakt, vaak als aanvulling op andere subsidies of investeringen.

Afsluitende beschikking – Het eindbesluit waarin wordt vastgesteld of de subsidie volledig wordt toegekend, aangepast of teruggevorderd.

Afsluitende verklaring – Formele verklaring van de subsidieontvanger dat het project is afgerond en alle verplichtingen zijn nagekomen.

Afsluitingscontrole – Eindcontrole op juistheid en volledigheid van de besteding van de subsidie.

Afsluitingsgesprek – Evaluatiebijeenkomst tussen de subsidieontvanger en -verstrekker na afloop van het project.

Afwijkingenrapport – Document waarin wordt uitgelegd waarom bepaalde onderdelen van een project anders zijn verlopen dan gepland.

Afwijkingsbevoegdheid – Juridische mogelijkheid voor een subsidieverstrekker om gemotiveerd van de standaardregels af te wijken.

Afwijzingsgronden – Redenen waarom een subsidieaanvraag kan worden afgewezen.

Afzenderbeleid – Beleid van de subsidieverstrekker dat bepaalt welke thema’s of doelgroepen prioriteit krijgen.

Audit – Onafhankelijke controle op de naleving van subsidievoorwaarden, zowel inhoudelijk als financieel.

Begrenzing subsidieperiode – De exacte looptijd waarvoor de subsidie geldt; buiten deze termijn zijn kosten meestal niet subsidiabel.

Begroting – Overzicht van verwachte kosten en inkomsten van een project, als onderdeel van de subsidieaanvraag.

Begrotingspost – Specifieke vermelding van subsidiebedragen in de begroting van een overheid of fonds.

Begunstigde – De persoon of organisatie die de subsidie ontvangt.

Beheerautoriteit – Organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering en controle van Europese subsidieprogramma’s (zoals EFRO of ESF+).

Beheersplan – Document waarin de aanpak van projectmanagement, risico’s en controle wordt uitgewerkt.

Beheerstructuur – Manier waarop de uitvoering en financiële controle van het subsidieproject wordt georganiseerd.

Beleidsdoelstelling – Het specifieke maatschappelijke of economische doel dat met de subsidie bereikt moet worden.

Beleidskader – De achterliggende visie en beleidsdoelstellingen die richting geven aan een subsidieregeling.

Beleidsmatige afweging – De ruimte die een subsidieverstrekker heeft om aanvragen te beoordelen op basis van beleidsdoelen.

Beleidsmonitoring – Het volgen van de voortgang en effecten van subsidiebeleid op hoger (strategisch) niveau.

Beleidsregel – Nadere invulling van wetgeving waarin regels over subsidiëring zijn opgenomen, vaak uitgewerkt door ministeries of gemeenten.

Beleidsverantwoording – Evaluatie van hoe effectief een subsidieregeling heeft bijgedragen aan het beoogde beleid.

Benchmarking – Vergelijking van de effectiviteit van subsidieregelingen met soortgelijke regelingen of projecten.

Beroepsprocedure – Juridisch traject waarin een aanvrager een subsidiebesluit aanvecht bij een rechter.

Beschikking – Het formele besluit van een subsidieverstrekker waarin staat of een subsidie wordt toegekend of afgewezen.

Bestemmingssubsidie – Subsidie die alleen mag worden gebruikt voor een specifiek doel of activiteit.

Betalingsritme – De frequentie en manier waarop subsidiebedragen worden uitgekeerd (bijvoorbeeld maandelijks of in termijnen).

Bevoorschotting – Uitbetaling van een deel van de subsidie vóór de feitelijke besteding, ter voorfinanciering van kosten.

Bezwaarschrift – Formele reactie van een aanvrager op een (gedeeltelijke) afwijzing van subsidie.

Bezwaartermijn – Periode waarin bezwaar kan worden gemaakt tegen een subsidiebesluit (meestal 6 weken).

Bovengrens subsidiebedrag – Maximumbedrag dat per aanvrager of project kan worden toegekend.

Brede Doeluitkering (BDU) – Rijksbijdrage aan lagere overheden die vrij besteedbaar is binnen een beleidsveld.

Budgethouder – Persoon of afdeling binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van subsidiebedragen.

Budgetneutrale aanpassing – Wijziging in het project zonder gevolgen voor het toegekende subsidiebedrag.

Capaciteitskosten – Kosten voor inzet van personeel, apparatuur of faciliteiten die worden meegenomen in de projectbegroting.

Cofinanciering – De vereiste dat de aanvrager zelf (of een derde) ook financieel bijdraagt aan het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Collectieve subsidie – Subsidie aan een groep of instelling ten behoeve van een bredere doelgroep.

Commissie van de EU – Het bestuursorgaan van de EU dat o.a. toezicht houdt op subsidieregels, staatssteun en innovatieprogramma’s.

Commissieverordening – Regelgeving vanuit de Europese Commissie die randvoorwaarden stelt aan subsidieverlening.

Consortiumovereenkomst – Overeenkomst tussen meerdere partijen die samenwerken binnen een gesubsidieerd project.

Controleprotocol – Handleiding of afsprakenkader voor accountants en controlerende instanties bij subsidietoetsing.

Cumulatieverbod – Voorwaarde dat bepaalde kosten of activiteiten niet uit meerdere subsidies tegelijk gefinancierd mogen worden.

De-minimisverklaring – Verklaring waarmee een aanvrager bevestigt dat de ontvangen staatssteun onder het maximale EU-plafond blijft.

Deskundigencommissie – Onafhankelijke commissie die subsidieaanvragen inhoudelijk beoordeelt.

Directe kosten – Kosten die direct verbonden zijn aan het project, zoals personeelskosten, materiaal of reiskosten.

Doelgroep – De specifieke groep personen of organisaties waarvoor de subsidie bedoeld is.

Doelgroepomschrijving – Specificatie van de beoogde ontvangers of gebruikers van de projectresultaten.

Draagvlak – De mate waarin betrokken partijen en de samenleving het subsidiedoel ondersteunen.

Effectmeting – Onderzoek naar de daadwerkelijke impact van het gesubsidieerde project of beleid.

EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) – Europees fonds dat investeert in economische groei en sociale cohesie in regio’s.

Eindbetaling – Laatste betaling van de subsidie na goedgekeurde eindverantwoording.

Eindrapportage – Verslag waarin de begunstigde na afloop van het project verantwoording aflegt over de uitvoering en resultaten.

Erasmus+ – Europees subsidieprogramma ter ondersteuning van onderwijs, jeugd en sport.

Europese subsidieregeling – Subsidie afkomstig uit Europese fondsen, vaak met cofinanciering en internationale samenwerking.

Europese subsidies – Financiële bijdragen van de Europese Unie, zoals Horizon Europe of het EFRO-programma.

Evaluatierapport – Eindverslag waarin effectiviteit, efficiëntie en impact van het project worden beoordeeld.

Exitstrategie – Beschrijving van wat er gebeurt na afloop van het gesubsidieerde project (bijv. doorfinanciering, overdracht).

Externe cofinanciering – Inbreng van middelen door andere partijen (zoals gemeenten, bedrijven of partners).

Financieel verslag – Overzicht van de gemaakte kosten, ingediende declaraties en ontvangen subsidies per periode.

Financieringsmix – Combinatie van subsidie, eigen middelen, leningen en bijdragen van derden om een project te financieren.

Fiscale subsidie – Belastingvoordeel dat vergelijkbaar is met een subsidie, zoals via investeringsaftrek of loonkostensubsidies.

Formatieplan – Overzicht van de personele inzet (in fte’s) binnen het project.

Formele toets – Controle of de aanvraag volledig en tijdig is ingediend en aan de formele eisen voldoet.

Gelijkheidsbeginsel – Aanvragen moeten op gelijke wijze worden behandeld; gelijke gevallen mogen niet willekeurig verschillen in behandeling.

Gemeentelijke subsidies – Lokale subsidies vanuit een gemeente, bijvoorbeeld voor buurtinitiatieven of culturele projecten.

Green Deal – Europese strategie gericht op verduurzaming van de economie, vaak ondersteund met subsidies voor groene innovaties.

Hardheidsclausule – Bepaling die ruimte geeft om in uitzonderlijke gevallen af te wijken van de standaardregels.

Herroepingsbesluit – Besluit waarbij een eerder genomen subsidietoekenning geheel of deels wordt ingetrokken.

Herziening subsidiebeschikking – Aanpassing van een verleende subsidie, bijvoorbeeld bij gewijzigde omstandigheden.

Horizon Europe – Grootste Europese onderzoeks- en innovatieprogramma (2021–2027), gericht op wetenschap en technologische ontwikkeling.

Impactindicator – Meetbaar criterium dat de maatschappelijke, ecologische of economische impact van een project in kaart brengt.

Inbreng derden – De financiële of materiële bijdrage van andere partijen in het project, naast de subsidie en eigen middelen.

Incidentele subsidie – Eenmalige subsidie voor een afgebakende activiteit of gebeurtenis.

Indexering – Aanpassing van subsidiebedragen op basis van inflatie of kostenontwikkelingen.

Indirecte kosten – Kosten die niet rechtstreeks aan een project zijn toe te rekenen, zoals overhead, maar soms wel subsidiabel zijn.

Inhoudelijk verslag – Beschrijving van de uitgevoerde activiteiten en geboekte resultaten binnen het project.

Inhoudelijke toets – Beoordeling van de kwaliteit, relevantie en haalbaarheid van het project binnen de subsidieaanvraag.

Innovatieprestatiecontract (IPC) – Subsidievorm voor samenwerkende mkb-bedrijven die gezamenlijk willen innoveren.

Innovatiestimulering – Doelstelling van veel subsidies, gericht op het bevorderen van technologische of sociale innovatie.

Innovatiesubsidie – Subsidie bedoeld om technologische of sociale vernieuwing te stimuleren.

Innovatievoucher – Subsidievorm waarmee ondernemers kleine bedragen kunnen inzetten voor onderzoek of advies bij kennisinstellingen.

Inrichtingskosten – Kosten voor het aanpassen van ruimten of infrastructuur, soms subsidiabel in onderwijs, zorg of energieprojecten.

Inspanningsverplichting – Verplichting om aantoonbaar inspanningen te leveren, ook als het resultaat onzeker is.

Interbestuurlijk toezicht – Controle door hogere bestuurslagen (bijv. provincie of rijk) op de uitvoering van subsidieregelingen door lagere overheden.

Intermediair – Tussenpersoon die subsidieaanvragers begeleidt bij het vinden, aanvragen of verantwoorden van subsidies.

Interne cofinanciering – Inbreng van eigen middelen door de organisatie die de subsidie aanvraagt.

Interreg – Europees subsidieprogramma dat grensoverschrijdende samenwerking stimuleert op het gebied van innovatie, milieu en economie.

Intersectorale samenwerking – Samenwerking tussen verschillende sectoren (bijv. onderwijs, zorg, technologie) binnen een gesubsidieerd project.

Interventielogica – Methode om de logica achter een subsidieproject te beschrijven: van input en activiteiten tot output, outcome en impact.

Investeringsplan – Document waarin de geplande investeringen, timing en financieringsbronnen worden toegelicht.

Investeringssubsidie – Subsidie voor aanschaf van bedrijfsmiddelen, installaties of duurzame investeringen.

Kasschuif – Verschuiving van subsidiebetalingen tussen jaren, zonder wijziging van het totaalbedrag.

Kennisdeling – Voorwaarde of doel binnen subsidieregelingen waarbij opgedane kennis beschikbaar wordt gesteld aan anderen.

Kennisvouchers – Specifieke vorm van subsidie waarmee ondernemers kennis kunnen inkopen bij erkende partijen.

Ketenpartners – Organisaties die samenwerken in de uitvoering van gesubsidieerde projecten, zoals zorginstellingen of scholen.

Ketenverantwoordelijkheid – De verantwoordelijkheid van subsidieontvangers voor naleving van regels door onderaannemers of partners.

Kosteneffectiviteit – Mate waarin met beperkte middelen maximaal resultaat wordt behaald; vaak beoordelingscriterium.

Kostprijsplusmethode – Manier van begroten waarbij boven op de kostprijs een opslag voor overhead wordt gerekend.

Kredietsubsidie – Een lening met rentekorting of gunstige voorwaarden die deels als subsidie wordt beschouwd.

Kruissubsidiëring – Onrechtmatige praktijk waarbij middelen van het ene project worden ingezet voor een ander project.

LEADER – Europees subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling, uitgevoerd via lokale actiegroepen.

Liquiditeitsplanning – Inschatting van het verloop van inkomsten en uitgaven tijdens de projectperiode.

Loonkostensubsidie – Financiële tegemoetkoming in loonkosten, vaak gericht op het aannemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Lumpsum – Vast bedrag dat wordt toegekend ongeacht de werkelijke kosten, vaak bij kleinere subsidies.

Mandaatregeling – Regeling waarbij bevoegdheden voor subsidieverlening worden gedelegeerd aan uitvoeringsorganisaties.

Meerjarenbegroting – Begroting over meerdere jaren, noodzakelijk bij langlopende projecten of subsidies.

Meerjarige subsidie – Subsidie die over meerdere jaren wordt toegekend, vaak bij langdurige projecten.

Melding staatssteun – Verplichte melding bij de Europese Commissie wanneer subsidie als staatssteun kwalificeert.

Milieusubsidie – Financiële steun voor projecten die bijdragen aan duurzaamheid en milieuverbetering.

MIT-regeling (Mkb Innovatiestimulering Topsectoren) – Subsidie voor mkb’ers die willen innoveren binnen de topsectoren.

Monitoringrapport – Periodiek rapport waarin voortgang, knelpunten en resultaten van het project worden gerapporteerd.

Nadere regels – Aanvullende bepalingen binnen een subsidieregeling die de uitvoering en beoordeling verder specificeren.

Nationale subsidieregeling – Regeling uitgevaardigd door de rijksoverheid, vaak breder van opzet dan regionale subsidies.

Nationale subsidies – Subsidies die worden verstrekt door de rijksoverheid van een land.

Netto-bestedingseis – Voorwaarde dat subsidies alleen worden verstrekt op basis van daadwerkelijk gemaakte en betaalde kosten.

Niet-gerealiseerde output – Resultaten die in de aanvraag waren gepland maar uiteindelijk niet (volledig) zijn behaald.

Niet-gouvernementele organisatie (NGO) – Organisatie zonder winstoogmerk die regelmatig subsidie ontvangt voor maatschappelijke projecten.

Niet-subsidiabele kosten – Kosten die buiten de subsidieregeling vallen en dus niet worden vergoed.

Onbenutte middelen – Subsidiebedragen die niet zijn aangevraagd of uitgekeerd binnen de regelingstermijn.

Ondergrens subsidiebedrag – Minimumbedrag waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd.

Ondersteunende kosten – Indirecte kosten die binnen een project onder de subsidiabele kosten kunnen vallen, zoals overhead.

Ondersteuningssubsidie – Subsidie voor begeleiding of advies, bijvoorbeeld aan kwetsbare doelgroepen of startende ondernemers.

Ondersteuningsverklaring – Verklaring van derden (zoals partners, gemeenten) waarin steun aan de subsidieaanvraag wordt uitgesproken.

Ontvankelijkheidstoets – Eerste controle of een aanvraag voldoet aan minimale indieningsvereisten.

Onvoorziene uitgaven – Kostenpost voor onverwachte of onduidelijke uitgaven, vaak slechts beperkt toegestaan in projectbegrotingen.

Openstelling – De periode waarin een subsidieregeling beschikbaar is voor aanvragen.

Opschalingsplan – Plan voor het vergroten van het bereik of de toepassing van een gesubsidieerd initiatief.

Opstartsubsidie – Financiële steun in de beginfase van een initiatief, vaak gericht op experiment of verkenning.

Outcome-indicatoren – Meetbare gegevens over de effecten van het project op langere termijn.

Outputindicatoren – Meetbare gegevens over wat een project oplevert, zoals aantal deelnemers of ontwikkelde producten.

Overdrachtsverplichting – Verplichting om kennis, resultaten of middelen uit een subsidieproject beschikbaar te stellen aan derden.

Overfinanciering – Situatie waarin de totale financiering (incl. subsidie) hoger is dan de werkelijke kosten van een project.

Overgangsregeling – Tijdelijke regeling die loopt tussen het einde van de ene en de start van een nieuwe subsidieregeling.

Overlegstructuur – Organisatiemodel voor het afstemmen van besluitvorming en uitvoering binnen een subsidietraject.

Partnerschapsovereenkomst – Schriftelijke overeenkomst tussen samenwerkende partijen in een gesubsidieerd project.

Persoonsgebonden subsidie – Subsidie gericht op een individu, zoals een scholingsvoucher of zorgsubsidie.

Pilotregeling – Tijdelijke subsidie bedoeld om een nieuwe aanpak te testen of evalueren.

Prestatie-indicatoren – Meetbare criteria waaraan moet worden voldaan om de subsidie (volledig) te verkrijgen.

Prestatienorm – Concrete doelstelling waaraan het gesubsidieerde project wordt getoetst.

Prioritaire as – Specifiek beleidsdoel of actiegebied binnen Europese programma’s (bijv. vergroening, arbeidsmarkt).

Programma-uitvoering – De feitelijke uitvoering van een subsidieprogramma door uitvoerende instanties.

Programmasubsidie – Subsidie voor een geheel programma met meerdere deelprojecten of activiteiten.

Projectadministratie – Alle documenten, kostenoverzichten en correspondentie rondom een gesubsidieerd project.

Projectboekhouding – Boekhoudsysteem waarin kosten en inkomsten van een project gescheiden worden bijgehouden.

Projectcode – Unieke identificatiecode voor een subsidieproject, gebruikt in administratie en communicatie.

Projectplan – Uitgebreid plan waarin het beoogde project wordt beschreven, inclusief doel, aanpak, planning en begroting.

Projectwijzigingsverzoek – Officiële aanvraag om een lopend project aan te passen, bijvoorbeeld qua looptijd of begroting.

Provinciale subsidies – Financiële bijdragen vanuit de provincie, gericht op regionale ontwikkeling.

Publiciteitsverplichting – Verplichting om melding te maken van subsidieondersteuning in communicatie-uitingen.

Publiek-private samenwerking (PPS) – Samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, vaak als voorwaarde voor subsidie.

Rangschikkingscriteria – Bij schaarse subsidies wordt een rangorde aangebracht op basis van kwaliteit of prioriteiten.

Realisatiedeadline – Datum waarop de laatste projectresultaten behaald moeten zijn.

Realisatieverplichting – Verplichting voor de subsidieontvanger om het project ook daadwerkelijk uit te voeren.

Rechtszekerheidsbeginsel – Subsidieverstrekker moet duidelijke en consistente besluiten nemen waarop de ontvanger kan vertrouwen.

Regionale subsidieregeling – Subsidie die specifiek gericht is op een bepaalde provincie, gemeente of regio.

Reikwijdte van de regeling – De omvang van de doelgroep, activiteiten en geografisch bereik waarvoor de subsidie bedoeld is.

Reis- en verblijfkosten – Subsidiabele kosten voor projectgerelateerde verplaatsingen, mits gespecificeerd.

Rekeningnummercontrole – Procedure waarmee wordt gecontroleerd of het opgegeven rekeningnummer overeenkomt met de aanvrager.

Resultaatsverplichting – De verplichting voor de subsidieontvanger om een concreet, vooraf afgesproken resultaat te behalen.

Resultaatverplichting – Verplichting om afgesproken resultaten daadwerkelijk te behalen (in tegenstelling tot inspanningsverplichting).

Risicoanalyse – Analyse van potentiële risico’s in projectuitvoering, vaak verplicht in grotere subsidieaanvragen.

RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) – Uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken die veel nationale en Europese subsidies uitvoert.

Samenwerkingsverband – Groep van partijen (zoals bedrijven, kennisinstellingen en overheden) die gezamenlijk een subsidieproject uitvoeren.

SBIR (Small Business Innovation Research) – Innovatieregeling waarbij de overheid een probleem uitschrijft en bedrijven oplossingen ontwikkelen.

Scale-up subsidie – Subsidie gericht op het versnellen van de groei van een bestaand initiatief of bedrijf.

Self-assessment – Zelfevaluatie door de aanvrager over de verwachte effectiviteit en haalbaarheid van het project.

Specifieke uitkering (SPUK) – Rijkssubsidie aan lagere overheden met een specifiek bestedingsdoel.

Staatssteun – Een subsidie of andere overheidssteun die invloed kan hebben op de concurrentie binnen de Europese interne markt.

Stappenplan subsidieaanvraag – De vaste procedure of routekaart die een aanvrager moet volgen om subsidie te verkrijgen.

Startdatum subsidiabiliteit – Datum vanaf wanneer kosten subsidiabel zijn (vaak pas ná verleningsbeschikking).

Startsubsidie – Eenmalige impuls om een nieuw initiatief op gang te helpen (vergelijkbaar met opstartsubsidie).

Strategische agenda – Document waarin langetermijndoelen van een organisatie of overheid worden vastgelegd; subsidies worden hier vaak op afgestemd.

Stroomdiagram subsidieproces – Visueel overzicht van de stappen in het subsidieproces, van aanvraag tot vaststelling.

Structurele subsidie – Terugkerende subsidie voor doorlopende activiteiten, vaak jaarlijks toegekend.

Subsidiabele kosten – Kosten die in aanmerking komen voor subsidie.

Subsidie – Een financiële bijdrage van de overheid of een fonds aan een persoon of organisatie om een bepaald doel te bevorderen.

Subsidie-incidentenregister – Een register waarin misbruik of fraude met subsidies wordt bijgehouden.

Subsidie-intensiteit – Het percentage van de projectkosten dat door de subsidie wordt gedekt.

Subsidieadviesbureau – Commercieel of non-profit bureau dat organisaties helpt bij het vinden, aanvragen en beheren van subsidies.

Subsidieconvenant – Overeenkomst tussen subsidieverstrekker en -ontvanger met aanvullende afspraken naast de beschikking.

Subsidiedatabase – Online of interne databank met informatie over beschikbare subsidies.

Subsidiedeadline – De uiterste datum waarop een subsidieaanvraag moet zijn ingediend.

Subsidiejaar – Het kalenderjaar of boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Subsidiejaarverslag – Jaarlijkse rapportage over verleende en vastgestelde subsidies door een subsidieverstrekker.

Subsidieloket – Fysieke of digitale plek waar subsidieaanvragen kunnen worden ingediend of informatie wordt verstrekt.

Subsidieplafond – Het maximale bedrag dat binnen een subsidieregeling beschikbaar is gesteld.

Subsidieplafondoverschrijding – Wanneer het totaal aangevraagde bedrag hoger is dan het beschikbare budget.

Subsidieregeling – De officiële regeling waarin de voorwaarden, doelstellingen en procedures van een subsidie zijn vastgelegd.

Subsidieregister – Een openbaar of intern overzicht van alle verstrekte subsidies binnen een organisatie of overheid.

Subsidierestitutie – Terugbetaling van ten onrechte ontvangen of niet-bestede subsidiebedragen.

Subsidiescan – Analyse van mogelijke subsidieregelingen die passen bij een organisatie of project.

Subsidiespoor – Specifiek traject binnen een grotere regeling (bijv. “innovatiespoor” of “opleidingsspoor”) met eigen voorwaarden.

Subsidieverstrekker – De instantie (bijvoorbeeld de Rijksoverheid, provincie, gemeente of een Europees orgaan) die de subsidie verleent.

Subsidievoorwaarden – De eisen en verplichtingen waaraan een aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie.

Tegemoetkoming – Financiële bijdrage die niet als subsidie geldt maar bijvoorbeeld als compensatie voor schade of extra kosten.

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL) – Specifieke coronaregeling voor ondernemers die hun vaste lasten niet konden betalen.

Tenderprocedure – Een procedure waarbij meerdere partijen kunnen inschrijven op een subsidieronde, vaak competitief.

Terugvordering – Terugbetaling van (een deel van) de subsidie wanneer blijkt dat niet aan de voorwaarden is voldaan.

Thematische prioriteiten – Beleidsgebieden die binnen een regeling als belangrijk worden beschouwd, zoals duurzaamheid of inclusie.

Thematische subsidie – Subsidie die is gericht op een specifiek thema, zoals energietransitie, digitalisering of armoedebestrijding.

Tijdigheid – De eis dat aanvragen, rapportages en betalingen binnen gestelde termijnen worden gedaan.

Toekenning – Het besluit waarbij een subsidie geheel of gedeeltelijk wordt verleend.

Toelichting bij aanvraag – Verplicht onderdeel waarin de aanvrager de context, noodzaak en verwachte resultaten van het project beschrijft.

Toetsingscriteria – De criteria waarop de aanvraag wordt beoordeeld, zoals haalbaarheid, effectiviteit en relevantie.

Toetsingskader – Het geheel aan criteria, beleidsregels en normen waarop subsidieaanvragen worden beoordeeld.

Topsectorenbeleid – Nederlands overheidsbeleid dat innovatie in economische sectoren stimuleert via samenwerking en subsidies.

Tranche – Deelbetaling binnen een subsidie, vaak gekoppeld aan projectmijlpalen.

Tussenevaluatie – Halverwege het project uitgevoerde evaluatie om bij te sturen of risico’s te signaleren.

Uitputting subsidieplafond – Situatie waarin het beschikbare subsidiebudget volledig is toegewezen.

Uitvoeringsinstantie – De organisatie die namens de overheid verantwoordelijk is voor de uitvoering van de subsidieregeling, zoals RVO of het SNN.

Urenadministratie – Registratie van gewerkte uren, noodzakelijk voor veel subsidies om personeelskosten te onderbouwen.

Vaststellingsambtenaar – Functionaris die verantwoordelijk is voor de controle en formele vaststelling van subsidies.

Vaststellingsbeschikking – Het formele besluit waarmee de definitieve hoogte van een subsidie wordt vastgesteld, meestal na afloop van het project.

Vaststellingsverzoek – Een aanvraag van de subsidieontvanger om de subsidie definitief vast te stellen op basis van gerealiseerde activiteiten.

Verantwoording – Het proces waarbij de ontvanger aantoont dat de subsidie rechtmatig en doelmatig is besteed.

Verantwoording in natura – Verantwoording op basis van geleverde prestaties of diensten, niet in geld.

Verantwoordingstermijn – Periode waarbinnen na afloop van het project verantwoording moet worden afgelegd.

Verduurzamingssubsidie – Subsidie gericht op het energiezuiniger of milieuvriendelijker maken van gebouwen, processen of producten.

Verleningsbeschikking – Het formele besluit waarin een subsidie (voorlopig) wordt toegekend onder voorwaarden.

Verordening – Juridisch document waarin structurele subsidieregelingen zijn vastgelegd door overheden.

Verplichtingencriterium – Moment waarop de verplichting tot subsidieverlening juridisch vaststaat.

Versterkingssubsidie – Extra subsidie bedoeld om een bestaand project op te schalen of te verdiepen.

Vertrouwensbeginsel – Juridisch beginsel dat een subsidieontvanger mag vertrouwen op eerder gewekte verwachtingen van de overheid.

Verzilverbare subsidie – Subsidie die niet in geld, maar als fiscale aftrek of korting op diensten/producten beschikbaar is.

Voorafgaande toestemming – Verplichting om eerst goedkeuring te vragen voordat een bepaalde wijziging binnen het project wordt doorgevoerd.

Voorkeursbehandeling – Situatie waarin bepaalde doelgroepen of projecten prioriteit krijgen bij subsidieverlening.

Voorlichtingssubsidie – Subsidie voor het ontwikkelen en verspreiden van informatiecampagnes of bewustwording.

Voorschot – Een deel van de subsidie dat vooraf wordt uitgekeerd.

Voorschottenadministratie – Administratief overzicht van betaalde en verrekende voorschotten binnen een subsidieperiode.

Voortgangsgesprek – Periodiek overleg tussen subsidieverstrekker en ontvanger over de uitvoering en voortgang van het project.

Voortgangsindicator – Meetbare factor die aangeeft hoe ver een project gevorderd is ten opzichte van de doelstelling.

Voortgangsrapportage – Periodiek verslag over de voortgang van een gesubsidieerd project.

Voortijdige beëindiging – Het stoppen van een subsidie of project vóór de geplande einddatum, bijvoorbeeld bij wanprestatie.

Vrije ruimte – Onderdeel van de werkkostenregeling (WKR) waarin subsidies of vergoedingen belastingvrij kunnen worden toegekend.

Weigeringsgronden – Juridisch vastgelegde redenen waarom een subsidieverstrekker een aanvraag kan weigeren.

Zelfevaluatieformulier – Formulier waarmee subsidieontvangers hun eigen prestaties en voortgang rapporteren.

Zorgvuldigheidsbeginsel – Verplicht dat subsidiebesluiten goed voorbereid en gemotiveerd zijn.

Subsidieadvies

Wij helpen u om de juiste subsidiemogelijkheden te vinden en begeleiden u bij het maken van strategische keuzes. Van haalbaarheidstoets tot complete aanvraag: we zorgen dat uw aanvraag inhoudelijk sterk is en voldoet aan alle voorwaarden.

Subsidieadvies
Subsidieadministratie

Een toegekende subsidie brengt verplichtingen met zich mee. Wij ondersteunen bij het opzetten en bijhouden van een sluitende subsidieadministratie, inclusief urenregistratie, voortgangsrapportages en eindverantwoording, zodat u voldoet aan alle eisen van de subsidieverstrekker.

Subsidieadministratie
Overige

Naast advies en administratie bieden we praktische ondersteuning bij aanvullende onderdelen van het subsidieproces. Denk aan het opstellen van samenwerkingsafspraken, het voorbereiden op audits of het indienen van bezwaar. Zo bent u ook bij complexe of gevoelige situaties verzekerd van professionele begeleiding.

Overige

Blijf op de hoogte van het laatste subsidienieuws

PIC-nummer ( Participant Identification Code ) Waarom is een PIC-nummer nodig? Hoe verkrijgt u een PIC-nummer ? Gevalideerde en voorlopige PIC-nummers Wijzigingen...

Lees verder

Samenvatting Wat is de SSEB ? Voor wie is de SSEB bedoeld ? Wat is het doel van de subsidie ? Waarvoor...

Lees verder

TRL Wat zijn Technology Readiness Levels (TRL’s) ? Waarom zijn TRL’s relevant voor subsidies ? Het belang van een correcte TRL-inschatting Strategisch...

Lees verder

Direct contact met een subsidieadviseur?