Belangrijke verschillen
Subsidies zijn een belangrijk instrument van overheden om innovatie, duurzaamheid, werkgelegenheid en maatschappelijke ontwikkeling te stimuleren. Zowel de Nederlandse overheid als de Europese Unie (EU) bieden subsidiemogelijkheden, maar deze verschillen wezenlijk van elkaar in aanpak, eisen, beoordelingscriteria, samenwerking, administratie en verantwoording.
Voor organisaties die overwegen om over te stappen van nationale naar Europese regelingen — of beide te combineren — is het cruciaal om deze verschillen te begrijpen. In dit artikel zetten we de belangrijkste verschillen tussen nationale en Europese subsidies overzichtelijk op een rij.

Complexiteit en opzet
Nationale subsidies
Nationale regelingen (zoals WBSO, SLIM, SDE++, MOOI of MIT) zijn doorgaans eenvoudiger van opzet. Ze zijn gericht op één land, vaak met een duidelijke doelgroep zoals het mkb of zorginstellingen, en zijn afgestemd op Nederlandse wet- en regelgeving.
- Procedures zijn overzichtelijk.
- Aanvragen kunnen vaak digitaal worden ingediend via het RVO-portaal.
- De besluitvorming is relatief snel (meestal binnen 8–13 weken).
Europese subsidies
Europese subsidies (zoals Horizon Europe, LIFE, Interreg of Erasmus+) zijn complexer van aard. Ze zijn gericht op transnationale samenwerking, lange-termijndoelen en maatschappelijke impact op EU-niveau.
- Projectvoorstellen zijn omvangrijk (vaak > 70 pagina’s).
- Internationale consortia zijn vaak vereist.
- De beoordeling is competitief en multidisciplinair.
- Besluitvorming duurt vaak langer (4 tot 6 maanden of meer).

Doel en focus
Nationaal
Nederlandse regelingen zijn doorgaans beleidsmatig gericht op economische ontwikkeling binnen Nederland, zoals:
- Bevorderen van innovatie en R&D (WBSO, MIT).
- Energietransitie en duurzaamheid (SDE++, EIA).
- Scholing en arbeidsmarkt (SLIM).
- Digitalisering of versterking van sectoren.
Ze zijn praktisch ingesteld: snel toepasbaar, met concrete meetbare doelen.
Europees
Europese programma’s richten zich op grensoverschrijdende maatschappelijke uitdagingen, zoals:
- Klimaatverandering.
- Gezondheid en vergrijzing.
- Digitale transformatie.
- Strategische autonomie van Europa.
De focus ligt meer op systeemverandering, samenwerking en impact op lange termijn.

Samenwerking en partnerschappen
Nationaal
Samenwerking is soms wenselijk, maar meestal niet verplicht. Aanvragen kunnen vaak door één partij worden ingediend (vooral bij mkb-regelingen).
Europees
Samenwerking is vrijwel altijd verplicht. Bij Horizon Europe bijvoorbeeld zijn minimaal drie onafhankelijke organisaties uit drie verschillende lidstaten vereist.
- Consortiavorming vraagt veel voorbereiding.
- Rollen worden vastgelegd in een consortium agreement.
- Governance en coördinatie zijn essentieel voor de uitvoering.

Financieringsstructuur
Nationaal
- Veel nationale subsidies zijn cofinancieringsvrij of kennen een beperkt cofinancieringspercentage (bijv. 20–30% eigen inbreng).
- Soms zijn het fiscale regelingen (zoals WBSO of EIA), wat een directe impact heeft op de belastingdruk.
Europees
- Europese subsidies vereisen vrijwel altijd cofinanciering (vaak 30–50%).
- Kosten moeten volledig aantoonbaar, transparant en controleerbaar zijn.
- Geen winst, geen dubbel subsidievoordeel (no double funding).
- Vaker gebruik van ‘lumpsum’ of ‘unit cost’-systemen in plaats van werkelijke kosten.

Beoordelingsprocedure
Nationaal
- Toekenning is meestal op basis van voldoen aan voorwaarden (“first come, first served” of loting bij overinschrijving).
- Bij competitieve regelingen (zoals MIT R&D) vindt inhoudelijke toetsing plaats, maar relatief licht in vergelijking met EU-niveau.
Europees
- Europese subsidies zijn vrijwel altijd competitief beoordeeld op basis van kwaliteit, impact en implementatie.
- Onafhankelijke internationale experts beoordelen de voorstellen volgens vaste criteria.
- Scorecards zijn transparant, maar de concurrentie is hoog: bij Horizon Europe ligt de slagingskans rond de 12–18%.

Taal en formaliteit
Nationaal
- Taal van aanvraag en rapportage is Nederlands.
- Informeler contact met subsidieverstrekkers is mogelijk (RVO, provincie, gemeente).
- Begrijpelijke en toegankelijke formats.
Europees
- Alles gebeurt in het Engels (aanvraag, communicatie, rapportage).
- Formele communicatiekanalen via online portals (bijv. Funding & Tenders Portal).
- Complexe juridische documenten (consortium agreement, grant agreement) zijn verplicht.

Verantwoording en controle
Nationaal
- Verantwoording is relatief eenvoudig, vooral bij forfaitaire of fiscale regelingen.
- Controles zijn steekproefsgewijs.
- Bij projectsubsidies is een eindrapport en verklaring van een accountant vaak voldoende.
Europees
- Verantwoording is zeer streng en formeel.
- Er zijn tussentijdse en eindrapportages, vaak met technische en financiële onderdelen.
- Bij projecten boven bepaalde drempels is een auditverklaring verplicht.
- Boetes of terugvordering bij niet-naleving zijn reëel.

Timing en doorlooptijd
Nationaal
- Aanvragen kunnen vaak meerdere keren per jaar worden ingediend.
- Reactietermijn meestal binnen enkele maanden.
- Projecten starten vaak snel na toekenning.
Europees
- Beperkt aantal calls per jaar, met vaste deadlines.
- Langdurig aanvraagtraject (voorbereiding, indiening, beoordeling).
- Start van het project vaak 6 tot 12 maanden na het begin van het aanvraagproces.

Administratieve last
Nationaal
- Beperkte administratie.
- Vooral belangrijk bij projectsubsidies met kostenvergoeding (urenregistratie, bonnen, facturen).
Europees
- Hoge administratieve belasting.
- Detailregistratie van activiteiten, uitgaven, reisverslagen, deliverables, uren en audit trails.
- Professionele projectmanagementcapaciteit vaak vereist.

Cultureel verschil in benadering
Nationaal
- Praktisch en resultaatgericht.
- Gericht op uitvoerbaarheid en toepassing in de markt.
Europees
- Beleidsmatig, strategisch en toekomstgericht.
- Gericht op het opbouwen van Europese ecosystemen, kennisdeling en impact op beleid.